vrijdag 17 mei 2013

Oranjetipje

Hoe ziet hij eruit? Het mannetje van het oranjetipje kun je heel makkelijk herkennen. Als je goed kijkt dan zie je dat hij oranje punten op zijn vleugels heeft! De vrouwtjes hebben die niet en lijken daarom veel op de witjes. Als je naar de onderkant van de vleugels kijkt, kun je de vrouwtjes-oranjetipjes en witjes wel uit elkaar houden: de onderkant is bij de oranjetipjes wit met groene vlekjes (gemarmerd) en bij de witjes gewoon wit. Wanneer vliegt hij? Het oranjetipje vliegt van half april tot begin juni. Waar kun je hem vinden? Oranjetipjes kun je vooral vinden in vochtige graslanden met bosranden in de buurt. Soms vliegen ze ook in tuinen of parken in de stad. Waar leven de rupsen? Voor het oranjetipje is het heel belangrijk dat de voedselplanten van de rups (ook wel waardplanten genoemd) in de buurt zijn, bijvoorbeeld de pinksterbloem. Op elke plant legt het vrouwtje één eitje. De rups die uit het eitje komt, heeft genoeg te eten in zijn eentje. Wanneer de rupsen uitgegroeid zijn, kruipen ze naar de bosrand om zich daar tussen de planten te verpoppen. En de bosrand is ook belangrijk voor de vlinders zelf want de mannetjes zoeken daar naar vrouwtjes. Je snapt het al: het is heel belangrijk voor het oranjetipje dat er graslanden met bosranden in de buurt zijn.

Grote bonte specht

De grote bonte specht is de drummer van het bos; zowel mannetje als vrouwtje roffelen op takken om territorium en paarband te versterken. Grote bonte spechten hakken een nestholte uit in bomen, waarbij de voorkeur, begrijpelijk, uitgaat naar zachte houtsoorten. Berken zijn favoriet, maar andere boomsoorten worden ook gebruikt om een holte met rond gat in uit te hakken. Een specht krijgt daarbij geen hoofdpijn doordat de hersenen in een soort schokdempers zijn ingekleed. In de nestholte worden de eieren gewoon op het hout gelegd; de grote bonte specht maakt geen comfortabel nest voor de jongen.